roodkapje iedereen leefde lang en gelukkig in het sprookjesland vanooit. daar waar vogels hupsen van bloesemtak naar bloesemtak en de zoetste geuren langs je neusvleugels tintelen en bij iedere stap die je op het zachte mos zet een nieuwe, nog meer onbeschrijfbare lucht in zware walmen opstijgt. de meest absurde dieren lopen er rond, de raarste kreten worden de lucht in gesling erd. ja, alles in dit land was helemaal perfect. maar er leefde ook een oma. deze oma was een wanstaltig wezen vergeleken met al het wonderschoons in dit toverland. ze was wel heel aardig hoor, dat was het niet, maar niemand durfde al te lang of eigenlijk liever helemaal niet, bij haar in de buurt te zijn. gelukkig was ze zich hiervan niet bewust. het was altijd al zo geweest en zou voor haar ook altijd zo blijven. ze liep wel eens door het bos, over de paadjes die door alle lieflijke woudwonertjes zo gemaakt waren dat ieder pad waar ze op uit kwam naar haar eigen nederige stulp leidde zonder te dicht in de buurt van een ander wezen te komen. ze zwaaide wel eens naar wezent jes en ze wuifden vriendelijk terug. heerlijk. oma ben je nooit zomaar, zelfs niet in een fantastisch wonderbaarlijk droomachtig paradijs als vanooit ontegenzeglijk te noemen is. nee, zij was oma in de saaie, aloude zin van het woord en had dan ook kleinkinderen. nou ja, een kleinkind. het meisje zag er fijntjes uit. een echt prinsesje, met rode appelwangetjes en goudblonde lokken waarbij zelfs de stralen van de zon verbleekten. oma liep al mijmerend door en door het bos. en verhip, daar was ze alweer thuis. wat schetste haar verbazing toen zij bij het openschuiven van de deur een brief zag liggen. het handschrift herkende ze zo, het was een brief van haar zoet kleinkind. of alles goed ging, daar wel, als altijd. het was weer hetzelfde briefje als altijd, met een gezellige groepsfoto van de hele familie. knus hoor. wat een heerlijk kleindochtertje had ze toch. en ja hoor, p.s. zelfgebakken koekjes. zo, oma werd maar verwend. ja hoor, nu ze beter keek lagen inderdaad om het hoekje van de deur tien koekjes in een mandje. tellen kon oma nog als de beste op haar oude dag. de koekjes bewaarde ze voor straks, bij de koffie. nu eerst tijd voor een stevig cryptogram, misschien deed ze wel helemaal dol en loste er meteen twee op. haar leven zat af en toe zo boordevol verrassende wendingen en deiningen dat ze er helemaal van ondersteboven raakte. ja hoor, de eerste was nog amper af of ze was zomaar aan de tweede bezig, zonder het te beseffen was ze al brutaal bezig drieentwintig verticaal in te vullen. ze ging zo op in haar puzzelsport, dat ze niet door had dat er nog geen meter van haar af iets stond te gebeuren... de koffie werd helemaal koud, steenkoud. dat verrukkelijke kopje troost, dat zwarte goud, plotsklaps helemaal koud. jammer was het zeker, maar oma liet zich niet gauw uit het veld slaan en frommelde als troost twee koekjes haar verschrompelde mond binnen, en merkte niet eens hoe overduidelijk ze naar eigen winkelmerk smaakten. na alle consternatie van die ochtend was ze ongemerkt een beetje moe geworden en sukkel de in slaap in de crapaud. de muffe, versleten bekleding en het monotone knagen van het ongedierte in de zetel maakten dat ze heerlijk weg dutte, richting dromeland... bijna daar aangekomen schrok ze wakker door de beangstigende gedachte dat er iets niet klopte. inderdaad, druk, druk, druk, nog van alles te doen. ze ging nog even een bladzijde in een boek lezen en dan even wandelen. lezen is niet actief genoeg om er lang bij stil te staan in een beschrijving als deze, dus slaan ik en daardoor jullie ook, maar geloof me je mist niet zo veel, deze passage gemakshalve over en storten ons weer midden in het bruisende verhaal op het moment dat grootmoeder (zie hier weer een van haar vele onverwachte wendingen) de eerste stap buiten de deur zette. de eerste stap op weg naar...dat wist ze nog niet, dat was juist het avontuurlijke, maar iets in haar zei dat ze wel ergens uit zou komen. voor deze wandeling was oma gehuld in een beige poncho waaronder een grijze jurk, en ookal deed de schreeuwende stijlbreuk haar pijn, ze had door een wilde bui haar mauve kapselbescherming verloren en zich nu gedwongen gezien bij gebrek aan beter haar rode regenkapje opgezet. dit is de goden verzoeken dacht ze nog bij zichzelf, als ik maar geen bekenden tegenkom. en daar gebeurde het. ze struikelde over iets pijnlijks en niemand kwam te hulp terwijl ze daar zo lag, en was met alle andere woudwoners blij te weten dat ze nu gelukkig niet meer lang zou leven.