rood kappieg voor veel rotterdammers was kappie een bekende. een vaste verblijfplaats had ze niet meer sinds ze door haar moeder uit huis was gezet. op zestienjarige leeftijd was ze verslaafd geraakt aan de heroine en met het vrolijke, pientere meisje ging het vanaf dat moment snel bergafwaarts. op tijden dat zij haar lessen behoorde te volgen was zij steeds vaker in de bijenkorf te vinden, waar ze kleine dingen stal. die verkocht ze dan voor een zacht prijsje aan haar vriendinnen. ook in huis begon ze steeds meer te verduisteren. als haar moeder boven stond te strijken jatte ze het huishoudgeld en ging naar haar vaste dealer om en grammetje heroine te halen. g natuurlijk had haar moeder dit al snel in de gaten. het is niet gemakkelijk om rond te komen van een bijstandsuitkering, maar er ook nog eens een verslaafde dochter van onderhouden was helemaal onmogelijk. kappie kreeg verscheidene waarschuwingen dat ze met haar vingers van andermans spullen moest blijven. de derde keer dat kappie echter van het politiebureau moest worden gehaald, was de maat vol. moeder gooide kappie zonder pardon het huis uit. "rot een tyfuseind op met die gore kankerzooi van je!" riep ze zoals het een echte rotterdamse betaamt, "en laat me die lelijke tronie van je hier nooit meer zien." g kappie was radeloos. waar moest ze naartoe? ze had nog wel wat vrienden die in kraakpanden woorden, maar zonder geld zou ze in het grote rotterdam niet ver komen. dan maar bij oma langs. dat was nu de enige familie die ze nog overhad. haar vader was een oude hoerenloper die haar moeder direct had laten zitten toen hij merkte dat ze zwanger was van kappie. maar oma, dat seniele ouwe mensje, kon ze vast nog wel wat geld aftroggelen. vol goede moed jatte kappie ene fiets en ging op weg naar spangen. bij oma aangekomen werd ze wat wantrouwend ontvangen en mocht niet binnenkomen. "ojee!" dacht kappie, "die ouwe heks hep natuurlijk gelijk oma gebeld. normaal wil ze die tang nooit spreken, maar als ze mij ken naaien..." en ze begon radeloos te huilen. tot overmaat van ramp kreeg ze tegelijkertijd ook last van afkickverschijnselen en ze begon te bibberen en te klappertanden alsof het vroor. toen kreeg oma medelijden met kappie. "och wijffie, kom dan maar effe binnen" zei ze, "dan ken je in bad en zal oma wel voor je zorgen." toen ze haar kleindochter in de tobbe had gedaan en op bed had gelegd, ging oma eigenhandig naar de dealer om een grammetje heroine te halen. nog geen seconde nadat ze dit aan kappie had gegeven verdween haar zieke kleindochter naar het toilet, om er even laten weer stralend uit vandaan te komen. en opnieuw werd haar, vriendelijk maar vastberaden, weer de deur gewezen. oma kon zo ook niet voor haar blijven zorgen, maar toch was kappie haar heel erg dankbaar. nu brak er een zware tijd aan voor onze heldin. de zomer was bijna ten einde en met fietsen en autoradio's jatten kon kappie niet langer aan haar verslaving voldoen. toen begon ze te ontdekken dat mensen, en dan vooral mannen, haar hongerig beken als ze in een minirokje op straat liep. ze was ook al bijna zeventien en kappie bedacht zich dat mannen verleiden waarschijnlijk meer geld op zou brengen dan autoradio's jatten. dit zou ook minder gevaarlijk zijn. toen schafte ze zich een rode bandana aan, als uitnodiging voor iedere man die naar haar keer, en noemde zich vanaf de dag rood kappie. zij bevond zich nu in wat je gerust het dieptepunt van haar leven zou kunnen noemen, maar vergat ondanks alle ellende nooit haar oma. ze stal een appeltje bij de groenteboer, jatte een brood bij de bakker, snaaide een pakje condooms (voor haarzelf) bij de drogist, ontvreemdde een fiets en ging op weg naar spangen. dit deed rood kappie iedere week trouw en oma en kappie gingen steeds meer van elkaar houden. wat zij beiden niet wisten was dat ook de buurman van oma iedere week verlangend uit zat te kijken naar de komst van kappie. maar iedere week weer liep kappie zijn deur voorbij en belde aan bij die van oma. zo werd de buurman steeds jaloerser en bozer. hij leefde ook maar van een uitkering! geen enkele vrouw keek meer naar hem en zelfs in het buurthuis wilde er niemand met hem praten. en dat leuke meisje liep iedere week zijn deur voorbij, op weg naar die oude tang. op een dag barstte de bom. buurman besloot niet langer af te wachten. op de dag dat kappie altijd langskwam ging hij al vroeg naar het huis van oma. hij belde aan en toen oma opendeed gaf hij haar gelijk een harde klap op haar hoofd. oma was in haar jeugd een flinke meid geweest, maar nu niet meer op zulke verrassingen berekend. zij was gelijk bewusteloos en de buurman sloot haar op in de douche. het enige wat hij nu nog hoefde te doen was wachten op rood kappie. zij kwam pas tegen vieren, maar buurman had al weken naar dit moment uitgekeken. zodra ze haar voet over de drempel zetten verraste hij haar en sleurde haar mee naar de slaapkamer. "wie ben u?" gilde kappie geschrokken. "je oma, nou goed?" brulde de buurman terug die geen zin had in verdere conversatie. net toen hij zijn tanden in haar appeltjes wilde zetten hoorde hij een daverende knal. direct daarop voelde hij een hevige pijn in zijn achterste. "zie zo" zei oma de jager, "gelukkig heb ik veel kunnen oefenen op je grootvader."